Afgelopen zondag ben ik voor het eerst van mijn leven door mijn rug gegaan. Ik tilde een zware boodschappentas op en poef, zakte letterlijk door mijn ‘hoeven’. Daar zat ik dan, op de grond in de keuken. Ik werd misselijk en kon voor even niet meer overeind komen.
De rest van de dag lag ik zoveel mogelijk stil op de bank. Elke beweging deed pijn. Vooral het overeind komen, vreselijk veel pijn!! Als ik naar de wc moest schuifelde ik als een krom, oud, vrouwtje langzaam door het huis. Michael sprak ‘liefdevol’ van ‘mijn koalabeertje’.
Dat je lichaam je van het ene op het andere moment zo in de steek kan laten vond ik ongelofelijk!
Ik probeerde mijn aandacht naar mijn onderrug te brengen, wilde erop focussen maar het lukte niet, te veel pijn.
Wel merkte ik dat de pijn mij heel erg in het ‘nu’ trok; elke beweging moest ik met beleid maken. Erover jammeren of mij er zorgen over maken koste energie en al mijn energie had ik nodig om mij te verhouden tot de pijn, dus deed ik dat niet.
Voor ‘pleasen’ en de dingen ‘aardig brengen’ had ik ook geen energie meer. Tijdens een telefoongesprek over een moeizaam verlopend project zei ik direct waar het op stond. Dat ruimde lekker op!
De dag erna was de pijn iets minder maar nog steeds stevig aanwezig. Vooral het in de ochtend uit bed komen was dramatisch. Bijna masochistisch om jezelf dit aan te doen, maar pijnstillers slikte ik niet. Daar was ik te eigenwijs en te koppig voor. Ik was immers ook zonder pijnstillers van twee kinderen bevallen dus dit moest ook lukken.
Op dag drie, bij een poging om opnieuw te focussen op mijn onderrug, merkte ik dat de pijn niet alleen in mijn rug zat maar ook in mijn rechterschouder. Daar zat een harde plek. Toen Michael erop drukte kwam er boosheid omhoog. ‘De wereld moet naar mij luisteren!’ schreeuwde ik boos! ‘Mensen moeten zien wat ik allemaal te bieden heb, waarom lukt er zoveel niet?!’
Ik besefte dat het niet de wereld was die naar mij moest luisteren; ik moet naar mijzelf luisteren.
Ik realiseerde mij dat ik eigenlijk al weken, sterker, maanden, last had van mijn rechterarm. Zo nu en dan schonk ik daar wel aandacht aan maar verder dan de constatering dat de pijn er nog was en voelde als een verrekte spier, kwam ik niet. Met die arm kon ik namelijk nog zo’n beetje alles, met die pijn viel goed te leven. Dat was nu met mijn rug wel anders!
Op dag vier was de rugpijn zover afgezakt dat ik weer yoga kon doen. Ik kon alles meedoen en het voelde goed!
Op dag vijf had ik in de ochtend minimale pijn in mijn onderrug maar had ik wel meer last van mijn rechterarm. Michael drukte nogmaals op de harde plek in mijn schouder die er nog steeds zat.
Ik werd weer boos maar dit keer was het anders, het was de boosheid van een kind. Een stampvoetend kind dat tegen haar ouders schreeuwde: ‘jullie moeten onvoorwaardelijk van mij houden!’. Haar vader doet dat niet. Die stelt voorwaarden aan zijn ‘houden van’. Het kind moet aan bepaalde regels voldoen. ‘Je moet van mij houden, helemaal zoals ik ben anders is het niet onvoorwaardelijk!’, schreeuwt het kind tegen haar vader. ‘Het moet!!!’
Ik voel de boosheid door mij heengaan. Gebalde vuisten, verschrikkelijk veel zin om te slaan.
Dan zie ik plotseling dat mijn vader afwezig voor zich uit staart. Zijn blik gericht op de verte. Het is niet persoonlijk, besef ik nu. Het is niet gericht op mij. Hij kan helemaal niet onvoorwaardelijk van mij houden, hij houdt waarschijnlijk ook niet onvoorwaardelijk van zichzelf. Het maakt dat ik zachtjes moet huilen.
Ik heb altijd van anderen gehoord dat ik op mijn vader lijk, zowel qua karakter als uiterlijk. Ook ik hou niet onvoorwaardelijk van mijzelf. Er zitten manieren van doen in mijn karakter, bepaalde eigenschappen, die mij irriteren. Ze geven mij een machteloos gevoel omdat ik ze niet veranderd krijg.
Ik besef dat ik de overtuiging, ‘mijn vader moet onvoorwaardelijk van mij houden’, moet omkeren in: ‘ik moet onvoorwaardelijk van mijzelf houden’. Mijn vader moet ik accepteren zoals hij is. Als ik hem niet accepteer, accepteer ik mijzelf ook niet. Ik voel dat dit waar is.
Als laatste stap leg ik denkbeeldig de overtuiging: ‘mijn vader moet onvoorwaardelijk van mij houden’, in mijn handen neer. Daar verandert deze in een levende rat. Ik moet hem bij zijn staart vasthouden anders springt ie weg! Ik breng mijn handen naar mijn borstkas toe. Vlak voordat ik ‘de rat’ bij mijn hartgebied naar binnen breng bijt ‘ie me ook nog en begint hartverscheurend te piepen…
Binnen in mij verandert de rat direct in een bloemenzee. Ik zie een glooiend heuvellandschap met wuivende lavendel velden. Er daalt een ongelofelijke rust over mij neer.
Alles in mij zakt. Ik snap nu dat ik door te geloven in de overtuiging; ‘mijn vader moet onvoorwaardelijk van mij houden’, mijzelf deze rust ontnam. De pijn in mijn rechter arm is volkomen verdwenen…
In de dagen erop komt er rondom mijn elleboog enigszins gevoeligheid terug maar de hardheid in mijn schouder is weg, evenals de rugpijn.
De rust en berusting, mijn vader is wie hij is, ik ben wie ik ben, is gebleven.
Uit naam van Michael Hulst of vanuit zichzelf schrijft Petulia van Tiggelen deze blog. Samen met Michael begeleidt zij het persoonlijke ontwikkeltraject ‘Bewust creëren’. www.bewustcreeren.info